zondag 11 november 2012

Doubs 31/10 – 4/11

door Jan Everaert

Om diverse redenen werd het oorspronkelijke plan om naar de Vaucluse te gaan omgebogen richting Doubs. Uiteindelijk daagden 6 gegadigden op : Kevin, Manuela (Styx), Florian (TRT), Kris, Peter en Jan. De eerste drie vulden de eerste auto en stoomden reeds dinsdagavond naar de spéleogite van Montrond-le Château, voorzien van een ruim assortiment aan touwen en equipeermateriaal. Kris, Peter en ik vertrokken woensdagochtend, op de valreep nog voorzien van winterbanden want Kevin had gemeld dat er een pak sneeuw gevallen was. Om 7.00h Peter oppikken in Hasselt en rond 9.15h Kris, die in de buurt van Echternach op vakantie was, ter hoogte van Luxemburg , en dan cito presto de anderen achterna, goed geladen met een niet minder belangrijke cargo, met name het foeragematgeriaal.
Om 10.00h kwam het afgesproken SMSje dat de Gouffre de la Beaume des Crêtes als eerste doel geselecteerd was. De rit verliep probleemloos en rond 13.30h konden we de ijskast van de sectie “les Hirondelles” van de gite vullen en een hapje eten, om ons vervolgens naar Deservillers te haasten. Toch even zoeken zodat het al gauw 16.00h was voor we, met enorm veel goesting, aan de schitterende ingangsput (P40) stonden . Deze was mooi geëquipeerd door de eerste ploeg zodat we snel beneden stonden om de “piles d’assiettes” te bewonderen, de Aven-Armandachtige pilaren met horizontale uitsteeksels, die gevormd worden door de van hoog vallende, openspattende druppels. Bij het verder afdalen kruisten we de anderen die, gezien het gevorderde uur, reeds begonnen waren met desequiperen. Onze motivatie was nog groot, dus namen we de kitzakken over en equipeerden we terug om af te zakken te zakken tot net voor de tremie, waar we rechtsomkeer maakten. Rond 20.00h stonden we terug buiten en rond 21.30h konden we, op z’n Spaans, aan het avondeten beginnen, blij dat we toch nog stevig de benen hadden kunnen strekken in deze interessante grot.

Donderdag appel om 6.30h, voor enkelen nauwelijks te rijmen met “vakantie”… maar nodig om de op een uur afstand gelegen Gouffre de Montaigu te gaan aanvallen, en om zoveel mogelijk de later op de dag aangekondigde zware regenval voor te blijven. Bij navraag naar het juiste aardeweggetje had een boer ons al gewaarschuwd dat we zouden “pattineren”. Dat bleek eerst nogal mee te vallen, maar toen ik fluks het spoor vervolgde dat een wei in liep was het prijs. De banden die meteen vol klei zaten, hadden geen enkele grip meer. Het was met z’n vijven achteruit duwen geblazen, maar naar welke kant ik het stuur ook draaide, de auto schoof door de lichte helling weg tot hij dwars op de weg stond. Dat zag er niet zo best uit. Verdomme, hoe lomp kon ik zijn om voor een paar honderd meter die wei in te rijden. Al snel concludeerden we dat de beste optie wellicht was om van de lichte helling te profiteren en een “vlotte” voorwaartse cirkel over het gras te maken, alhoewel succes allerminst verzekerd was. Stilvallen mocht zeker niet gebeuren. Ik voelde me een beetje in een 4x4 proef. Spannend. Hop, in 2de gas geven en … tot onze opluchting lukte het, zodat we ons nu konden concentreren op hetgene waarvoor we gekomen waren. De grot is één van de diepste van de regio (-385). De ingang die in een doline ligt geeft meteen toegang tot een P23, onmiddellijk gevolgd door een P12. Dan volgt een schitterende P55 waarin de lange verticale groeven in de wand voor een majestueuze, kathedraalachtige sfeer zorgen. Omdat er behoorlijk wat water in de putten viel, en er regen in de maak was, werd er nogal wat aandacht aan besteed om deze zo goed mogelijk hors crue te equiperen. Met z’n zessen zorgde dat wel voor wat wachttijd maar die vulden we op met gezellig gekeuvel. Florian maakte dankbaar gebruik van zijn van reddingsdeken gemaakte voorloper van de “Burkannette”, die met een kaars zowaar zweethutallures kreeg. Via nog een P39 en een P11 kwamen we in een grote diaklaas terecht, op ongeveer -210m. Een eindje verder moet er 40 meter afgedaald worden doorheen een trémie, waar ook een beekje tussen door loopt en die als zeer onstabiel beschreven staat. Volgens de beschrijving zijn de stutten die hier en daar aangebracht zijn eerder een psychologische dan een mechanische hulp, maar het zag er wel OK uit. Florian stootte echter op een zeer lage passage, onder blokken door, waar het water deftig in z’n Texair liep. Dit vroeg om overleg. Gezien de voorspelde regen besloten we wijselijk, maar met veel spijt in het hart, om niet verder te gaan naar de 900 meter lange en tot de verbeelding sprekende meander. Toen we tegen 18.30h terug buiten stonden was het inderdaad stevig aan het drasjen. De natte omkleedpartij en de lange rit brachten ons in de juiste stemming om te genieten van een eenvoudige maar heerlijke pasta pesto…
Vrijdag zochten we het wat dichter bij huis : de Grotte des Cavottes op 1 km van de gite. Een heel ander type ingang hier. Binnenwandelen langs een hoge spleet in de doline. Het begin had iets van een zondagse wandeling en liet geenszins vermoeden dat we ons hier nog aardig in het zweet zouden werken. Passages door grote droge zalen waar je met de mountain bike in zou kunnen rijden. Na een “faux-pas”, waar een looplijn aangewezen is, een korte afdaling, gevolgd door een nattere kruipgang en 2 opeenvolgende leuke putten van 20 m. In de Salle 1952 vertrekken de Galerie Est, de Galerie Ouest en de Grande Diaclaze, met op het einde een meer, onderaan een put van 8 à 12m, afhankelijk van de waterstand. We kozen voor de laatste weg, die in feite een ca. 700m lange meander is waarin je bovenaan moet vorderen. Dit bleek een behoorlijk fysiek karwei te zijn. De eerste 200m waren van een veiligheidstouw voorzien, waarvan de mantel weliswaar op verschillende plaatsen helemaal doorgesleten was. Door de gladde, vaak met klei bedekte wanden en de schaarste aan horizontale steunpunten was het constant opspannen geblazen, zodat de inspanningen van de vorige 2 dagen zich wel wat lieten gevoelen en het zweet rijkelijk begon te stromen. We motiveerden onszelf met beelden van schaarsgeklede Sirenen die ons opwachtten aan de rand van het meer. Een kort stukje vorderen op de bodem was welkom om even op adem te komen. Helaas waren de Sirenen niet thuis en was de langverwachte blik op het meer nogal teleurstellend. Na een hapje en een drankje keerden we terug en na een 2de passage door de meander was de lust om de andere galerijen nog te doen wat bekoeld. Behoorlijk onder de modder kwamen we rond 18.00h in de striemende regen terug buiten.
Zaterdag werd onverwacht het grootste deel van de inspanningen boven de grond geleverd. Paul had ons warm gemaakt voor de Baudin, de eindgrot van de traversée van de Verneau. Deze is vast geëquipeerd, wat ons toeliet om ’s morgens eerst met z’n allen de touwen en het materiaal te wassen aan de gite. Bovendien planden Kevin, Manuela en Florian om s’avonds nog naar huis te rijden, dus was een kortere tocht aangewezen. We beschikten niet echt over een goede beschrijving van het pad naar de ingang. Vanaf de parking in Nans sous Saint-Anne volgden we op hoop van zege de aanlooproute naar de via ferrata aan de rotsen waaruit de Verneau tevoorschijn komt, sommigen in volle uitrusting, sommigen met de spullen in de rugzak, en dat onder een warm zonnetje. Aan de rotsen volgden we het pad verder de berg op maar dat bleek helemaal de verkeerde richting uit te gaan. Terug naar beneden, vragen aan de klimmers die daar bezig waren. Die dachten dat het wel juist was dus terug naar boven, veel te hoog en veel te ver. Onmogelijk dat het daar was. Terug dus. Nu de rivier over, waar we zowat alle paadjes volgden die er op de beboste heuvel te vinden waren, veelal “echapatoires” van de via ferrata. De frustratie nam behoorlijk toe. Gelukkig had Kris een GPS mee die ons op z’n minst vertelde of we naderden dan wel verder weg gingen. Na 3 uur op en neer stappen zagen we eindelijk een waarschuwingsbord dat een onooglijk gat in de bosgrond markeerde. Oef !!! We waren niet graag thuisgekomen met de boodschap dat we het niet gevonden hadden… Even twijfel of er nog tijd genoeg was voor de vroege vertrekkers (het was al 14.30h), maar gelukkig gingen zij toch mee. Het eerste gedeelte bestaat uit voornamelijk horizontale kruipgangen. In een putje (P4) hing een touwladder. Florian en ik gingen kijken, terwijl de anderen rechtdoor gingen. Zo kwamen we in de mooie Gallerie des Gours terecht, die weliswaar dood liep. Wat verder kregen we enkele nuttige aanwijzingen van Zwitsers die zaten te fotograferen. In een kruipgang met veel tocht ging ons hart plots sneller slaan door een dof maar ongelooflijk indrukwekkend gedonder in de verte. We naderden de collecteur en het zag er naar uit dat er veel water was. We werden nu aangezogen als door een grote magneet. En deze keer werden de hooggespannen verwachtingen ingelost. De afdaling naar de Galerie des Marmites, pal boven het kolkende water, was ronduit impressionant. Ook de traversée op staalkabel boven de diep uitgesleten gorge bood een schitterend spektakel. Niet te missen ! Dit was een zalige afsluiter van een uiterst geslaagde 4-daagse. Kevin, Manuela en Florian reden nog mee naar de gite voor het avondeten een keerden dan huiswaarts. Kris, Peter en ik vertrokken zondagmorgen na het ontbijt en een snelle poetsbeurt. Weer een activiteit om lang van na te genieten ! Jan

1 opmerking :