dinsdag 20 april 2021

Over botten in grotten

De voorbije weekends heb ik (Paul) in twee grotjes gewerkt, waarin vroeger nogal wat fossiel botmateriaal was gevonden. De namen en locatie doen er niet toe. Het resultaat van 4 namiddagen languit op de kille kleibodem liggen om te graven, of eerder peuteren, krabben en borstelen was al bij al verrassend, niet qua hoeveelheid materiaal (eerder weinig) maar wel qua variëteit. Het is werkelijk verbluffend welk een rijkdom aan soorten in zo’n kleine grotjes gevonden kunnen worden. En wat voor een extra kennis het oplevert! Grotten zijn echt (pre)historische tijdmachines. Alles kan er honderdduizenden jaren bewaard blijven.

Bij ons in België is veel van dat materiaal afkomstig uit het Laat-Pleistoceen, dat de periode van -126000 tot -11700 jaar geleden bestrijkt (het volledige Pleistoceen duurde 2,6 miljoen jaar!) en gekenmerkt werd door “de laatste ijstijd”. Na het Pleistoceen kwam het Holoceen, van 11700 jaar geleden tot op heden.  Het is zonder speciaal onderzoek niet eenvoudig uit te maken hoe oud botmateriaal is, maar de determinatie zegt al wel iets, vooral als het uitgestorven soorten betreft, bv:

  •           De wolharige neushoorn stierf 40000 jaar geleden uit…
  •           De holenbeer stierf 26500 jaar geleden uit…
  •           De mammoet stierf 4000 jaar geleden uit…
Daarmee kan je dan toch al een minimale ouderdom bekomen.

Grot Nr 1

15 m ver in de grot, kleine opgraving (zone 50x50 cm over 15-20 cm diep) op het diepste deel van de galerij. Zeer compacte en taaie kleibodem. Het gevonden materiaal was beperkt en fragmentair maar kon alvast worden toegeschreven aan hert, beer en wolharige neushoorn. Maar het meest merkwaardige was wel een stevig fragment van (waarschijnlijk) een tibia van een beer. Meestal zijn de breukranden scherp en hoekig, maar in dit geval waren ze volledig afgerond, ook naar de binnenkant toe. Dat fenomeen is bekend: beenderen werden verbrijzeld en “gerold” door repetitieve passage van dieren (men noemt dit “charriage à sec”) en dat gedurende (tien)duizenden jaren.

Het bot is nu vrijwel rondom rond vrijgemaakt...

schoongemaakt en opgemeten

Toch heb ik hier mijn twijfels. Deze grot is niet uitgestrekt en is hoofdzakelijk een sterk dalende tunnel, weinig geschikt als overwinteringsplaats voor grote dieren. De oorsprong van het botmateriaal is eerder te zoeken in de aanwezigheid van een boveningang, een put van 3 m diep, die als een valkuil fungeerde.

Bovendien: van alle botmateriaal dat hier werd gevonden, is er geen enkel object afgerond.


Details van de afgeronde randen

Mij lijkt het alsof dit bot als werktuig is gebruikt (al dan niet aan een stok bevestigd, als een soort bijl dus). Dat gebeurde courant in het Midden-Paleolithicum (tot 40000 jaar geleden), toen de Neanderthalers hier de scepter zwaaiden. Beenderen werden toen gebruikt voor de fabricatie van allerhande gereedschap. Het feit dat eerder in deze grot een maaltand van een wolharige neushoorn met de koolstof-14 methode een ouderdom van -48000 BP bleek te hebben, geeft alvast een goed idee over de ouderdom van het kleisediment waaruit dit mogelijk werktuig tevoorschijn kwam. Wie weet heeft er ooit een Neanderthaler met dit stuk bot een soortgenoot de hersens ingeslagen.

Hieronder kan je een 3D-scan van dit merkwaardige bot zien dus oordeel zelf:

https://tinyurl.com/52tr6my6

 

Grot Nr 2

In het verleden (27 jaar geleden) vonden we hier al materiaal van Bruine beer (Ursus arctos) (minstens 4 individuen waaronder enkele jonge dieren), mammoet, hert, ree, paard, wisent (bison).

Nu leverde een nieuwe sondage weer nieuwe zaken op die resulteerden in een herdeterminatie van het oude materiaal. Allereerst werd een grote maaltand gevonden, jammer genoeg slechts de helft ervan.

Molaar van wolharige neushoorn of bizon

Een flinke klepper, met een tandvlak van 55 x 40 mm. Zeer sterk afgesleten en allicht van een dier op het einde van zijn leven. Ik schreef hem eerst toe aan wisent (Bison priscus) maar na overleg met een vriend die er goed in thuis is, menen we eerder voor wolharige neushoorn te moeten kiezen. De graafsessie leverde nog een metacarpus van een paard op (stuk van de voorpoot) en een stuk bekken.
Na bijna 2 uur voorzichtig krabben en borstelen

Fragment van bekken van een paard, schoongemaakt en gestabiliseerd

Ook bizon, dacht ik, maar dankzij de intacte en erg grote gewrichtskom (en meer bepaald de spleet erin, de "incussura acetabuli", die sterk verschilt tussen paarden en runderen) kon dit gedetermineerd worden: ook paard (Equus). 

vergelijking gewrichtskom, paard staat linksboven (uit Atlas of animal bones van Schmidt)

Wat dan ook weer de vraag doet rijzen, of de in het verleden gevonden borstwervels ook niet eerder van paard zouden zijn, in plaats van Bison priscus… Het verschil is moeilijk te zien! 

Scan van zo een wervel hier:  https://tinyurl.com/km9r55dz

Verder werd weer veel mammoetivoor gevonden. Stel je er niks spectaculairs bij voor! Ooit vonden we in Trou Bernard, helemaal boven in de Number Two, een stuk slagtand van 20 cm diameter en 30 cm lang. Dàt was spectaculair. Maar hier gaat hier slechts over vele, her en der verspreide schilfers. Dunne laagjes, want zo een slagtand is opgebouwd uit schillen. En uiterst fragiel. 

De zoveelste ivoorschilfer komt in zicht...

Toch kunnen we ook hier weer zaken uit leren. Uit de kromming van de grootste stukken, kunnen we bv concluderen dat de slagtand minstens 15 cm diameter moet hebben gehad.  Maar vooral de ligging ervan heeft mij een inzicht verschaft in hoe deze dieren in deze grot zijn verzeild. Wij ontdekten de grot langs een piepkleine, kunstmatige ingang. De natuurlijke ingang moet veel groter zijn geweest… Ik heb altijd gemeend dat het materiaal was aangevoerd door aaseters en/of roofdieren (genre wolf, hyena) want zoals je weet: een goede hond sleept zijn bot ook altijd naar zijn nest. Maar welke aaseter sleept er nu een oneetbare slagtand in een grot binnen? Bovendien moet er nog het eerste bot gevonden worden met de typische knaagsporen.

Bij het graven merkte ik snel op dat de ivoorschilfers en het botmateriaal van paard erg diep vervat zaten in een sediment van riviergrind en klei. Deze grot heeft dus ooit als een actief verdwijnpunt gefunctioneerd van de rivier buiten, heel lang geleden want de rivier ligt nu 15 m lager. En daar zijn dus regelmatig resten van gestorven dieren ingespoeld, wat de variëteit aan pleistocene fauna verklaart, en ook hoe resten van een gigantisch dier als een mammoet in een gangetje van 1 m hoog kunnen te vinden zijn.

Veel later, nadat de valleibodem verder gedaald was, viel de grot droog en werd ze gebruikt door bruine beren (Ursus arctos) als overwinteringshol, tot de instorting van het rotsmassief erboven de ingang voorgoed afsloot, waardoor de grot en haar schat aan paleontologisch materiaal, duizenden jaren onaangeroerd is gebleven.

verzameling ivoorschilletjes

de gladde binnenzijde

Tanden en ivoor zijn ideaal om ouderdomsdateringen op te doen met de C14 methode. Dat zou echt interessant zijn, want het zou ons vertellen wanneer de grot nog actief was, waaruit we dan weer de incisie van de vallei van de Aisne beter zouden kunnen plaatsen. Een C14-datering kost een kleine 400 euro. Nu nog iemand vinden die dat gratis wil doen!

(PS: dank aan Bjorn D. om mee te determineren) 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten