Cartoon uit 1985 |
Wat wij – en zelfs de rest van de wereld - op dat moment nog niet wisten, was
dat enkele maanden voor ons bezoek, op 28 november 1984, François-Xavier Beaurir (SC Pic Hardy))
doorheen de stroomopwaartse sifon (40 m lang) was gedoken. Hij ontdekte een
grote galerij. 100 m verder een tweede sifon, 15 m lang. Daarachter… een enorme
collecteur. Maar François-Xavier was een modest iemand en schepte niet op over
zijn vondst. Niemand die zich feitelijk realiseerde dat hij daar solo, over
meer dan een halve kilometer, een van de mooiste en grootste galerijen had
geëxploreerd die er in België zijn! Dat besef kwam pas enkele jaren later.
François-Xavier was intussen onverwacht gestorven en zijn kameraden, Serge Cuvelier (La Rousette) en Roland Gillet (SC Belgique), wilden toch eens weten wat er nu juist gevonden was, en doken eind
1987 doorheen de sifon. Ze stelden gauw vast dat de rivier van de Wuinant zijn
gelijke niet kende in België.
De maanden erna, geholpen door o.m. Thierry
Bouchez en Marie-Helène Grandjean, exploreerden en topografeerden zij de
totaliteit van de collecteur. De grot bleek bijna 1500 m lang te zijn ! Een
publicatie in het clubblad van de ESCM (Lapiaz Nr 7, 1989) en Regards (Nr 5,
1989) maakte de ontdekking wereldkundig. Link naar het origineel artikel.
In de decennia die volgden, was de Wuinant de natte droom
van elke speleoloog, en het maken van een “droge” toegang stond hoog op de
verlanglijst. In de vallei van de Magne waren vele verdwijnpunten en er moet in
die 30 jaar een astronomisch aantal dagen zijn gewerkt en dat door een scala
aan clubs. Vooral de GRSC beet zich er de laatste jaren in vast, geholpen door
vele anderen (o.m. Cascade, Speleo NL enz). Radiolocaties en oppervlaktetopo’s
wezen uit dat men stroomopwaarts héél dichtbij zat, maar het bleek een vrijwel
onmogelijke opdracht omdat de geologie tegenzat.
Intussen bleven wij, niet-duikers, op onze honger zitten. Onze
natte droom bleef – inderdaad – slechts een droom. Zouden wij ooit die
mythische rivier kunnen zien? En was er eigenlijk wel iets te zien? Want het handvol duikers dat in de periode 1987
tot vandaag doorheen die sifons doken, hadden zo goed als niks gepubliceerd en
al evenmin veel foto’s gemaakt.
En toen, net toen we de hoop bijna hadden opgegeven,
geschiedde het wonder…
Stijn Schaballie van Cascade had sedert 2017 verschillende
duiken gedaan en vastgesteld dat de rivier aan het droogvallen was en het
waterpeil in de sifons progressief zakte. Klimaatsopwarming en twee van de
droogste jaren ooit zorgden ervoor dat de 40 m lange sifon 1 in oktober 2019
herleid was tot enkele korte voûte-mouillantes, en ook de S2 (15 m lang) was
nog maar een korte “apnée” van anderhalve meter lang. Kortom: een niet-duiker
met voldoende haar op zijn tanden, kon dat zonder luchtflessen doen! Stijn
nam de week erna al direct de proef op de som met een clublid, die de eerste
mens ooit werd om als niet-duiker de réseau postsifon te zien. Wij konden die
dag niet mee, wegens een Speleo Secours opleiding, en vooral Frits was daar het
hart van in. Want wie weet was dit volgend weekend al niet meer mogelijk, het
regende immers vrijwel alle dagen.
Enkele weken later was het grote moment eindelijk daar: zaterdag 26 oktober
2019. Vijf kandidaten om het natte sop te trotseren: Frits en Patrice voor de
GRSC, Kjel voor Styx, en Erik en ik voor Avalon. Ik had mijn fotospullen bij
want dit was de gedroomde kans om eindelijk eens wat representatieve foto’s te
maken, zodat ook de andere 99% van speleologisch België een beetje mee kon genieten van van die mythische collecteur. We puften de helling op tot aan de ingang
waarbij de dikke neopreenpakken niet echt meewerkten. De afdaling ging vlot, de
put was echt schitterend… op die shitspleet na. Het 60 m touw bleek net te kort
maar we geraakten beneden.
Begin van de P40 (dit is nog niet de vernauwing!) |
De rivier daar lag inderdaad droog, 50 m op handen en voeten
door de modder kruipen tot waar het water begon. Ik dook als eerste het water
in. Zulke lage watertoestanden heb ik tientallen keren gedaan, (in de Bretaye
en de Fagnoules) maar daardoor weet ik ook heel goed hoe tricky het is en hoe
gauw het noodlot kan toeslaan: ik verdronk eenmaal bijna en tweemaal was ik met
de stressmeter ver in het rood maar nipt weer uit zo’n rattenval met 2 cm lucht
geraakt. Wat evenmin geruststellend was: In oktober 1971, lang voor de duik van
Beaurir dus, had de 20-jarige Dirk Van
der Wee al geprobeerd om doorheen de sifon van de Wuinant te geraken… ook
zonder duikuitrusting. Wat hem bezielde, weet niemand, misschien teveel boeken
van Casteret gelezen? Mogelijk stond het water toen ook zeer laag? Slecht plan in elk geval: de jongen verdronk…
Het touw wijst de weg: volledig onder water dus. Frits en ik zijn er al door. |
Maar de euforie van het moment deed ons onze zorgen gauw
vergeten, vooral toen we zagen dat het water iets lager stond dan de rode verfstreep
die Stijn vorige keer op de rots net boven het waterniveau had gezet. De eerste
lage passage was eenvoudig, je kon nog net je hoofd boven houden. Volgde een
stuk met erg diep water (bijna zwemmen) met lugubere zwarte concreties die half
onder water stonden! De volgende lage passage was serieuzer; hier was geen
lucht en je moest over anderhalve meter onder het dak doorduiken. Gelukkig had
Stijn hier een speleotouw doorgehangen. Erg spannend. Ik had een goedkoop waterdicht fototoestel en filmde de "ambiance aquatique". Povere kwaliteit maar toch leuk.
De film staat hier (7 minuten): https://youtu.be/bwZIvyS3Mg8
Eens we allemaal daardoor
waren, verlieten we het water en werd de galerij groter en groter. Gitzwarte
afzettingen (mangaanoxide ?) op de wanden, zeer veel concreties maar zwart van
de veelvuldige crues die hier alles metershoog blank konden zetten. Na een
kleine honderd meter: een eerste grote zaal, met on-Belgische afmetingen. Dan de
beruchte tweede sifon, oorspronkelijk 15 m lang maar nu herleid tot een
voûte-mouillante van amper 1 meter lang! Duikbrillen en neopreenkappen konden
we nu achterlaten.
Kjel bewondert de eerste concreties |
Euforisch vervolgden we onze weg door een galerij die nu
constant 10 m breed was. We liepen in een rivierbedding, die nu droog was,
tussen grote oevers van maagdelijke klei. Er was geen voetstap in te zien. Hoeveel
mensen waren ons hier voorgegaan? 10 à 15 ?
Droger rivierbedding in een reuzengalerij |
Een volgende grote zaal deed
iedereen in enthousiast gejoel uitbarsten: spierwitte, flonkerende
druipsteenmassieven contrasteerden met zwarte concreties.
Vanaf nu vielen we
van de ene verbazing in de andere. Achter elke hoek was er wel een nieuw wonder
der natuur te bewonderen. Stalagmieten waren er weinig (wat in een actieve
rivierbedding logisch is) maar nooit eerder zag ik zo een opeenvolging van
druipsteencoulées en gordijnen die van de wanden en het dak omlaag vloeiden.
En
dat bleef maar duren, over honderden en honderden meters. Jammer wel dat de
rivier droog lag want dan had het nog veel mooier geweest… maar dan hadden we
hier niet kunnen geraken, natuurlijk.
Een gedruis in de verte trok onze aandacht en 100 m verder
stroomde inderdaad een forse beek ons tegemoet, die gorgelend in een nauw gat
verdween. In normale omstandigheden was dit verdwijnpunt niet toereikend en
stroomde de rivier verder, tot onderaan de put van de Wuinant dus. Nu niet,
maar het zag er niet naar uit dat dit gat veel extra water kon slikken...
Vanaf nu liepen we dus stroomopwaarts in de rivier. De
dimensies verkleinden (2x3 m) maar het bleef mooi met echte “postkaartjes”
links en rechts. Nog een flink stuk verder eindigden we in een nauwe zone.
Alles liep er stilaan dicht in de concreties. Hier rondkruipen zou veel
moddervervuiling betekenen want de concreties waren hagelwit en jammer genoeg
was er veel besmeurd. We splitsten op: Patrice en Frits zouden hier nog wat
rondzoeken want in deze zone zit men echt vlakbij de diverse grotjes aan de
oppervlakte. Ikzelf benoemde Erik en Kjel prompt tot foto-assistenten en
terwijl we terugliepen, namen we zo op een tiental mooie plaatsen foto’s.
De eerste foto was al gecompliceerd want een van de twee
assistenten (Erik) had een forse en lange voûte-mouillante in het oog gekregen
van een zijrivier, een obstakel met 3 vingers lucht over meerdere meters en was
dus prompt daarin verdwenen. Nadat hij terug was wilde Kjel dat ook wel eens
doen. Eens deze waterpret achter de rug konden we echt met de foto’s beginnen.
Na een paar uur waren de assistenten het poseren wat beu en
hoorden we Frits en Patrice naderen. Het fotomateriaal werd ingepakt (maar er
is nog zoveel meer op de gevoelige plaat vast te leggen!).
Het was 16 u, we mochten niet treuzelen want ik had Annette
gezegd dat ze ten laatste om 18 u bericht zou krijgen van mij – zo niet was er
iets mis.
Stroomopwaarts stroomt de rivier nog steeds... |
Weer door de korte S2 gedoken dus en daar stonden we dan in die grote
zaal tussen de twee sifons. Ik liep achteraan het peloton dat zich al klaarmaakte
om doorheen de S1 te ploeteren toen ik hoog op de rechteroever een terras
meende te ontwaren. Tiens, zou daar niks zijn? Toch maar eens gaan kijken –
ondanks het protest van mijn kompanen die al bijna in het water lagen: “nee
Paul we hebben geen tijd, Annette wacht op je telefoontje!” – ze hadden gelijk
natuurlijk. Zeer steile kleihelling, zonder één voetstap – maar misschien waren
die weggespoeld door de crues. Verder omhoog, tot aan het terras. Ik was nu 15
m gestegen en voor mij vertrok zowaar een 5 m brede galerij met een vlakke en
maagdelijke kleivloer. Het kon gauw doodlopen – of niet. Maar dit ging ik niet
alleen uitvissen, dus riep ik “komen!” naar de anderen. Het volk onder mij
morde wat maar het vooruitzicht op een ontdekking bleek toch aanlokkelijk
genoeg om heel de meute rechtsomkeer te doen maken.
Na een eeuwigheid wachten was iedereen bij mij. Tien meter
verder leek de galerij al te stoppen.. of toch niet, rechts was een lage
doorgang te zien. Voorzichtig erdoorheen om een witte stalagmiet niet vuil te
maken, en toen… stonden we in een zeer grote gang, wel 10 m breed met
reusachtige blokken. Hoog boven ons was een vertrek van een gang, enkel mits een
klim te bereiken. Frits, de klimmer van de bende, hupte blij als een kind in
het rond. We slalomden tussen de blokken, stegen nog flink en geraakten zo in
een tweede grote zaal (20 op 10 m). Hier konden we een zeer steile puinhelling
beklimmen, tot we in ons elan gestopt werden door een vrijwel verticaal
klimmetje van 3 meter hoog. Erboven leek een grote gang horizontaal verder te
gaan.
Opm: geen foto's van dit nieuwe stuk, sorry!
We waren door het dolle heen: niet enkel waren we +/- 40 m
gestegen (dus al tot op het niveau van de ingang), heel deze première liep ook
in de richting van die ingang. Kortom hier was het potentieel om ofwel met de
ingangsput, ofwel de oppervlakte te verbinden.
Erik op de terugweg doorheen de waterzone |
Intussen was onze tijd echt wel
op: ik moest echt om 18 u aan de auto staan voor het verlossende bericht naar
Annette. We ploeterden door de sifons en ik spurtte als eerste de put op – maar die spurt werd wel fors
afgeremd door een dik neopreenpak, een zware kitzak fotomateriaal en vooral door die klotevernauwing waar ik wel 5
minuten voor nodig had. Om 17:35 buiten, om 17:45 net op tijd aan de auto. De
rest van de ploeg kwam er een half uur later aan. Iedereen was unaniem: dit was
een van de beste tochten ooit. Voor mij persoonlijk, de realisatie van een 35
jaar oude natte droom.
Een uur later zaten we al tussen pot en pint plannen te
smeden voor volgende week.
Hartelijk dank aan de duikers, vooral Stijn dan, voor het
banen van de weg, het equiperen van de sifons en het ons verwittigen van de
mogelijkheid tot “droog” bezoek, en aan de GRSC (Frits) voor de uitnodiging.
En wat nu?
Tja, waarschijnlijk zullen, eens het “regenseizoen” volop
doorzet, de sifons zich weer vullen en is de “droge” toegang niet meer
mogelijk. En geen mens die weet hoe lang dat kan duren (maanden of jaren?). Topprioriteit
is nu de verdere exploratie van de nieuwe “Galerie du Flair” 😉
en een precieze topo vanaf de ingang tot in het hoogste punt van die galerij (na het uitklimmen dan).
Aldus zullen we weten waar we ons ten opzichte van de oppervlakte bevinden en
hoeveel rots ons scheidt. Het feit dat we een levende
vleermuis zagen hangen in de nieuwe galerij stemt ons in elk geval hoopvol.
Volgend weekend weten we meer.
Tot slot: Trou Wuinant is afgesloten met een UBS-slot “2ème
vitesse” op dwingend verzoek van Direction Nature & Forets. Conservator is Pol Xhaard (GRSC).
Voorwaar een schitterende grot. Ik had het genoegen om hier 2 weekjes geleden mee te werken aan de topo en lokalisatie met de arval samen met stijn. De etroiture is toch nog van een ander kaliber als je je er met kitzakken en flessen doorheen moet wurmen. Schitterende foto's trouwens. Ben benieuwd naar de topo van de nieuwe galerij.
BeantwoordenVerwijderenTom nog even geduld, ik ben even benieuwd. Die topo in het waterstuk wordt leuk ...
BeantwoordenVerwijderenFantastisch! Toen we ergens in Chaleux (Bibiche en ik) in een kleine chantoir aan het graven waren, die uiteindelijk op niets uitkwam, kregen we tijdens de pauze de link naar jouw video...dat was even slikken! Wat een geweldig avontuur. En vooral bedankt om deze unieke beelden te delen met iedereen.
BeantwoordenVerwijderenMet vriendschap,
Rudi Dhoore
Bravo pour ces photos et toutes ces années de travaux. Je rêve maintenant d'un accès plus aisé à Saint-hadelin...
BeantwoordenVerwijderenJean-Bernard BRAIVE (habitant de la Neuville)