woensdag 30 oktober 2019

Wonderlijke Wuinant.

Cartoon uit 1985
Trou Wuinant in Foret-Trooz, ontdekt in 1955, begint met een van de mooiste en diepste putten van ons landje, een ruime en geconcretioneerde P40. Beneden die put stroomt een klein beekje dat gauw sifonneert, zowel stroomopwaarts als -afwaarts.  De grot zou een klassieker zijn, mocht er niet halverwege de put een vreselijke vernauwing zijn, een amper 30 cm brede verticale brievenbus – op touw - waar je over 2 m je ribben voelt kraken. Geloof het of niet maar ik deed de grot in april 1985 (35 jaar geleden!) en ik herinnerde mij nog maar één ding: die vernauwing. Ze werd zelfs vereeuwigd in een cartoon in ons clubverslag van destijds. Een vrouwelijk clublid hield aan die trip trouwens de bijnaam Michaëla Steenslag over.  
Wat wij – en zelfs de rest van de wereld - op dat moment nog niet wisten, was dat enkele maanden voor ons bezoek, op 28 november 1984, François-Xavier Beaurir (SC Pic Hardy)) doorheen de stroomopwaartse sifon (40 m lang) was gedoken. Hij ontdekte een grote galerij. 100 m verder een tweede sifon, 15 m lang. Daarachter… een enorme collecteur. Maar François-Xavier was een modest iemand en schepte niet op over zijn vondst. Niemand die zich feitelijk realiseerde dat hij daar solo, over meer dan een halve kilometer, een van de mooiste en grootste galerijen had geëxploreerd die er in België zijn! Dat besef kwam pas enkele jaren later. 
François-Xavier was intussen onverwacht gestorven en zijn kameraden, Serge Cuvelier (La Rousette) en Roland Gillet (SC Belgique), wilden toch eens weten wat er nu juist gevonden was, en doken eind 1987 doorheen de sifon. Ze stelden gauw vast dat de rivier van de Wuinant zijn gelijke niet kende in België. 
De maanden erna, geholpen door o.m. Thierry Bouchez en Marie-Helène Grandjean, exploreerden en topografeerden zij de totaliteit van de collecteur. De grot bleek bijna 1500 m lang te zijn ! Een publicatie in het clubblad van de ESCM (Lapiaz Nr 7, 1989) en Regards (Nr 5, 1989) maakte de ontdekking wereldkundig. Link naar het origineel artikel.
In de decennia die volgden, was de Wuinant de natte droom van elke speleoloog, en het maken van een “droge” toegang stond hoog op de verlanglijst. In de vallei van de Magne waren vele verdwijnpunten en er moet in die 30 jaar een astronomisch aantal dagen zijn gewerkt en dat door een scala aan clubs. Vooral de GRSC beet zich er de laatste jaren in vast, geholpen door vele anderen (o.m. Cascade, Speleo NL enz). Radiolocaties en oppervlaktetopo’s wezen uit dat men stroomopwaarts héél dichtbij zat, maar het bleek een vrijwel onmogelijke opdracht omdat de geologie tegenzat.
Intussen bleven wij, niet-duikers, op onze honger zitten. Onze natte droom bleef – inderdaad – slechts een droom. Zouden wij ooit die mythische rivier kunnen zien? En was er eigenlijk wel iets te zien? Want  het handvol duikers dat in de periode 1987 tot vandaag doorheen die sifons doken, hadden zo goed als niks gepubliceerd en al evenmin veel foto’s gemaakt.
En toen, net toen we de hoop bijna hadden opgegeven, geschiedde het wonder…
Stijn Schaballie van Cascade had sedert 2017 verschillende duiken gedaan en vastgesteld dat de rivier aan het droogvallen was en het waterpeil in de sifons progressief zakte. Klimaatsopwarming en twee van de droogste jaren ooit zorgden ervoor dat de 40 m lange sifon 1 in oktober 2019 herleid was tot enkele korte voûte-mouillantes, en ook de S2 (15 m lang) was nog maar een korte “apnée” van anderhalve meter lang. Kortom: een niet-duiker met voldoende haar op zijn tanden, kon dat zonder luchtflessen doen! Stijn nam de week erna al direct de proef op de som met een clublid, die de eerste mens ooit werd om als niet-duiker de réseau postsifon te zien. Wij konden die dag niet mee, wegens een Speleo Secours opleiding, en vooral Frits was daar het hart van in. Want wie weet was dit volgend weekend al niet meer mogelijk, het regende immers vrijwel alle dagen.
Enkele weken later was het grote moment eindelijk daar: zaterdag 26 oktober 2019. Vijf kandidaten om het natte sop te trotseren: Frits en Patrice voor de GRSC, Kjel voor Styx, en Erik en ik voor Avalon. Ik had mijn fotospullen bij want dit was de gedroomde kans om eindelijk eens wat representatieve foto’s te maken, zodat ook de andere 99% van speleologisch België een beetje mee kon genieten van van die mythische collecteur. We puften de helling op tot aan de ingang waarbij de dikke neopreenpakken niet echt meewerkten. De afdaling ging vlot, de put was echt schitterend… op die shitspleet na. Het 60 m touw bleek net te kort maar we geraakten beneden.
Begin van de P40 (dit is nog niet de vernauwing!)
De rivier daar lag inderdaad droog, 50 m op handen en voeten door de modder kruipen tot waar het water begon. Ik dook als eerste het water in. Zulke lage watertoestanden heb ik tientallen keren gedaan, (in de Bretaye en de Fagnoules) maar daardoor weet ik ook heel goed hoe tricky het is en hoe gauw het noodlot kan toeslaan: ik verdronk eenmaal bijna en tweemaal was ik met de stressmeter ver in het rood maar nipt weer uit zo’n rattenval met 2 cm lucht geraakt. Wat evenmin geruststellend was: In oktober 1971, lang voor de duik van Beaurir dus,  had de 20-jarige Dirk Van der Wee al geprobeerd om doorheen de sifon van de Wuinant te geraken… ook zonder duikuitrusting. Wat hem bezielde, weet niemand, misschien teveel boeken van Casteret gelezen? Mogelijk stond het water toen ook zeer laag?  Slecht plan in elk geval: de jongen verdronk…
Het touw wijst de weg: volledig onder water dus. Frits en ik zijn er al door. 
Maar de euforie van het moment deed ons onze zorgen gauw vergeten, vooral toen we zagen dat het water iets lager stond dan de rode verfstreep die Stijn vorige keer op de rots net boven het waterniveau had gezet. De eerste lage passage was eenvoudig, je kon nog net je hoofd boven houden. Volgde een stuk met erg diep water (bijna zwemmen) met lugubere zwarte concreties die half onder water stonden! De volgende lage passage was serieuzer; hier was geen lucht en je moest over anderhalve meter onder het dak doorduiken. Gelukkig had Stijn hier een speleotouw doorgehangen. Erg spannend. Ik had een goedkoop waterdicht fototoestel en filmde de "ambiance aquatique". Povere kwaliteit maar toch leuk. 
De film staat hier (7 minuten): https://youtu.be/bwZIvyS3Mg8
Eens we allemaal daardoor waren, verlieten we het water en werd de galerij groter en groter. Gitzwarte afzettingen (mangaanoxide ?) op de wanden, zeer veel concreties maar zwart van de veelvuldige crues die hier alles metershoog blank konden zetten. Na een kleine honderd meter: een eerste grote zaal, met on-Belgische afmetingen. Dan de beruchte tweede sifon, oorspronkelijk 15 m lang maar nu herleid tot een voûte-mouillante van amper 1 meter lang! Duikbrillen en neopreenkappen konden we nu achterlaten.
Kjel bewondert de eerste concreties
Euforisch vervolgden we onze weg door een galerij die nu constant 10 m breed was. We liepen in een rivierbedding, die nu droog was, tussen grote oevers van maagdelijke klei. Er was geen voetstap in te zien. Hoeveel mensen waren ons hier voorgegaan? 10 à 15 ? 
Droger rivierbedding in een reuzengalerij
Een volgende grote zaal deed iedereen in enthousiast gejoel uitbarsten: spierwitte, flonkerende druipsteenmassieven contrasteerden met zwarte concreties. 

Vanaf nu vielen we van de ene verbazing in de andere. Achter elke hoek was er wel een nieuw wonder der natuur te bewonderen. Stalagmieten waren er weinig (wat in een actieve rivierbedding logisch is) maar nooit eerder zag ik zo een opeenvolging van druipsteencoulées en gordijnen die van de wanden en het dak omlaag vloeiden. 


En dat bleef maar duren, over honderden en honderden meters. Jammer wel dat de rivier droog lag want dan had het nog veel mooier geweest… maar dan hadden we hier niet kunnen geraken, natuurlijk.


Een gedruis in de verte trok onze aandacht en 100 m verder stroomde inderdaad een forse beek ons tegemoet, die gorgelend in een nauw gat verdween. In normale omstandigheden was dit verdwijnpunt niet toereikend en stroomde de rivier verder, tot onderaan de put van de Wuinant dus. Nu niet, maar het zag er niet naar uit dat dit gat veel extra water kon slikken...

Vanaf nu liepen we dus stroomopwaarts in de rivier. De dimensies verkleinden (2x3 m) maar het bleef mooi met echte “postkaartjes” links en rechts. Nog een flink stuk verder eindigden we in een nauwe zone. Alles liep er stilaan dicht in de concreties. Hier rondkruipen zou veel moddervervuiling betekenen want de concreties waren hagelwit en jammer genoeg was er veel besmeurd. We splitsten op: Patrice en Frits zouden hier nog wat rondzoeken want in deze zone zit men echt vlakbij de diverse grotjes aan de oppervlakte. Ikzelf benoemde Erik en Kjel prompt tot foto-assistenten en terwijl we terugliepen, namen we zo op een tiental mooie plaatsen foto’s.

De eerste foto was al gecompliceerd want een van de twee assistenten (Erik) had een forse en lange voûte-mouillante in het oog gekregen van een zijrivier, een obstakel met 3 vingers lucht over meerdere meters en was dus prompt daarin verdwenen. Nadat hij terug was wilde Kjel dat ook wel eens doen. Eens deze waterpret achter de rug konden we echt met de foto’s beginnen.


Na een paar uur waren de assistenten het poseren wat beu en hoorden we Frits en Patrice naderen. Het fotomateriaal werd ingepakt (maar er is nog zoveel meer op de gevoelige plaat vast te leggen!).
Het was 16 u, we mochten niet treuzelen want ik had Annette gezegd dat ze ten laatste om 18 u bericht zou krijgen van mij – zo niet was er iets mis.
Stroomopwaarts stroomt de rivier nog steeds...
Weer door de korte S2 gedoken dus en daar stonden we dan in die grote zaal tussen de twee sifons. Ik liep achteraan het peloton dat zich al klaarmaakte om doorheen de S1 te ploeteren toen ik hoog op de rechteroever een terras meende te ontwaren. Tiens, zou daar niks zijn? Toch maar eens gaan kijken – ondanks het protest van mijn kompanen die al bijna in het water lagen: “nee Paul we hebben geen tijd, Annette wacht op je telefoontje!” – ze hadden gelijk natuurlijk. Zeer steile kleihelling, zonder één voetstap – maar misschien waren die weggespoeld door de crues. Verder omhoog, tot aan het terras. Ik was nu 15 m gestegen en voor mij vertrok zowaar een 5 m brede galerij met een vlakke en maagdelijke kleivloer. Het kon gauw doodlopen – of niet. Maar dit ging ik niet alleen uitvissen, dus riep ik “komen!” naar de anderen. Het volk onder mij morde wat maar het vooruitzicht op een ontdekking bleek toch aanlokkelijk genoeg om heel de meute rechtsomkeer te doen maken.
Na een eeuwigheid wachten was iedereen bij mij. Tien meter verder leek de galerij al te stoppen.. of toch niet, rechts was een lage doorgang te zien. Voorzichtig erdoorheen om een witte stalagmiet niet vuil te maken, en toen… stonden we in een zeer grote gang, wel 10 m breed met reusachtige blokken. Hoog boven ons was een vertrek van een gang, enkel mits een klim te bereiken. Frits, de klimmer van de bende, hupte blij als een kind in het rond. We slalomden tussen de blokken, stegen nog flink en geraakten zo in een tweede grote zaal (20 op 10 m). Hier konden we een zeer steile puinhelling beklimmen, tot we in ons elan gestopt werden door een vrijwel verticaal klimmetje van 3 meter hoog. Erboven leek een grote gang horizontaal verder te gaan.
Opm: geen foto's van dit nieuwe stuk, sorry! 
We waren door het dolle heen: niet enkel waren we +/- 40 m gestegen (dus al tot op het niveau van de ingang), heel deze première liep ook in de richting van die ingang. Kortom hier was het potentieel om ofwel met de ingangsput, ofwel de oppervlakte te verbinden. 
Erik op de terugweg doorheen de waterzone
Intussen was onze tijd echt wel op: ik moest echt om 18 u aan de auto staan voor het verlossende bericht naar Annette. We ploeterden door de sifons en ik spurtte als eerste de put op – maar die spurt werd wel fors afgeremd door een dik neopreenpak, een zware kitzak fotomateriaal en vooral door die klotevernauwing waar ik wel 5 minuten voor nodig had. Om 17:35 buiten, om 17:45 net op tijd aan de auto. De rest van de ploeg kwam er een half uur later aan. Iedereen was unaniem: dit was een van de beste tochten ooit. Voor mij persoonlijk, de realisatie van een 35 jaar oude natte droom.
Een uur later zaten we al tussen pot en pint plannen te smeden voor volgende week.
Hartelijk dank aan de duikers, vooral Stijn dan, voor het banen van de weg, het equiperen van de sifons en het ons verwittigen van de mogelijkheid tot “droog” bezoek, en aan de GRSC (Frits) voor de uitnodiging.

En wat nu?
Tja, waarschijnlijk zullen, eens het “regenseizoen” volop doorzet, de sifons zich weer vullen en is de “droge” toegang niet meer mogelijk. En geen mens die weet hoe lang dat kan duren (maanden of jaren?). Topprioriteit is nu de verdere exploratie van de nieuwe “Galerie du Flair” 😉 en een precieze topo vanaf de ingang tot in het hoogste punt van die galerij (na het uitklimmen dan). Aldus zullen we weten waar we ons ten opzichte van de oppervlakte bevinden en hoeveel rots ons scheidt. Het feit dat we een levende vleermuis zagen hangen in de nieuwe galerij stemt ons in elk geval hoopvol.
Volgend weekend weten we meer.
Tot slot: Trou Wuinant is afgesloten met een UBS-slot “2ème vitesse” op dwingend verzoek van Direction Nature & Forets. Conservator is Pol Xhaard (GRSC).   

4 opmerkingen :

  1. Voorwaar een schitterende grot. Ik had het genoegen om hier 2 weekjes geleden mee te werken aan de topo en lokalisatie met de arval samen met stijn. De etroiture is toch nog van een ander kaliber als je je er met kitzakken en flessen doorheen moet wurmen. Schitterende foto's trouwens. Ben benieuwd naar de topo van de nieuwe galerij.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Tom nog even geduld, ik ben even benieuwd. Die topo in het waterstuk wordt leuk ...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Fantastisch! Toen we ergens in Chaleux (Bibiche en ik) in een kleine chantoir aan het graven waren, die uiteindelijk op niets uitkwam, kregen we tijdens de pauze de link naar jouw video...dat was even slikken! Wat een geweldig avontuur. En vooral bedankt om deze unieke beelden te delen met iedereen.
    Met vriendschap,
    Rudi Dhoore

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Bravo pour ces photos et toutes ces années de travaux. Je rêve maintenant d'un accès plus aisé à Saint-hadelin...
    Jean-Bernard BRAIVE (habitant de la Neuville)

    BeantwoordenVerwijderen