Terwijl de echte Tour in Edegem op 50 meter van onze voordeur voorbij zoefde, waren wij (Paul & Annette) bezig aan onze Tour de France. Twee weken lang en in een moordende hitte trokken we rond in het zuiden van Frankrijk. Er werd amper gegrot want de bedoeling was ditmaal zalig niks doen. Maar omdat luieren niet in onze aard ligt, werd dat eerder “randonneren” in de bergen. Magnifieke tochten in de Caroux (Herault), maar vooral in de Vallée d’Aspe en de Vallée d’Ossau (Pyreneeën) waar we stukken GR10 stapten en klassiekers in het genre deden, zoals de Tour du Pic de Midi-Ossau, de Tour des Lacs of de Chemin de la Mature.
Meer hierover later – indien ik de tijd vind om erover te schrijven – op mijn eigen blog. Maar toch even wat vertellen over het speleo-aspect van onze vakantie.
We gingen van start met een ambitieus tripje: de Grand Aven de Mont Marcou in de Hérault. Enkele jaren geleden deden we deze grot (-346 m) en vooral de grote put waarop de grot eindigt, had toen indruk gemaakt. Veel indruk! Is me dat een bangelijk diep gat! Ongetwijfeld één van de mooiste en meest imponerende putten die er in Frankrijk bestaan. Met dimensies om van in je broek te doen: 150 à 200 m vrijhangend (naargelang vertrekpunt) en aan de basis 30 à 40 m diameter, en een waterval van boven tot beneden. Ik zag toen direct dat hier een schitterende foto te maken was, echter het materiaal dat we toen bij hadden was niet toereikend.
Thuisgekomen, mij wat geïnformeerd en wat bleek: niemand is er ooit in geslaagd hier een foto te maken, die de put recht aan doet. De put is gewoon te nat, en vooral veel te breed en dus te donker. Je hebt massaal veel licht nodig. Moeilijk of niet, ik droomde al gauw van een foto en begon mij qua materiaal en techniek voor te bereiden. Echter de tweede poging in mei 2010 (Paul, Annette, Michel Berbigé) mislukte, de grot stond in crue. Achteraf bekeken niet zo slecht misschien, want het materiaal dat ik toen bij had (hoofdzakelijk magnesium flitslampen) was toch niet zo geschikt geweest.
Derde keer goede keer dus, op zaterdag 26 juni, maar deze keer waren we slechts met 2 en dat is voor 400 m touw en een kitzak vol fotomateriaal + eten enz. wel wat krap. Maar toch …op een uur of 8 was alles uit de voeten, equiperen + foto + desequiperen.
Een pittig tripje, dat wel, met die zware vracht (vooral dan de C200 voor de grote put die over twee kits verdeeld was, hinderde “nogal” in de smalle meanders en vernauwingen bovenaan sommige putten). De grot was opnieuw tamelijk nat, in elke put word je zeiknat, maar deze keer hadden we onze PVC-overalls aan. De foto maken in de put duurde om en bij de 2 uur (vooral dank aan Annette die al die tijd in de regen van de waterval hing), een ingewikkeld gedoe (walktie-talkies verplicht!) want in feite werden er wel 20 foto’s gemaakt, telkens op een andere hoogte. Bedoeling was deze later op de computer samen te voegen tot één foto. Een experiment in de Aven de Lacas, en in de Aven de la Combe de Buis, in maart en mei 2010 respectievelijk, hadden aangetoond dat dit mogelijk was. Enfin, het Photoshopwerk is nog bezig en neemt evenveel tijd in beslag als de grottocht zelf, maar intussen kan ik toch wel een eerste resultaat tonen.
Uiteraard een verkleining (het origineel heeft heel wat meer pixels) maar toch kan je er wel wat in rondzoomen.
Later schrijf ik wel eens een gedetailleerder artikel over de manier waarop de foto tot stand kwam, want er werden enkele technieken gebruikt die toch wel vernieuwend waren.
Verder gingen we vriend Stoche nog een paar uurtjes helpen met hun desobstructies in de Font de Roy. De Franse variant van onze “D3” zeg maar. Veel boem-boem dus.
En uiteraard – het bloed kruipt waar het niet gaan kan – brachten we drie dagen door op de Anialarra. Als voorbereiding op onze expeditie die binnen 3 weken van start gaat! Onze plannen om de AN51 te herequiperen of de AN509 te saneren (teveel los puin) en herequiperen moesten we opbergen: beide grotten zaten nog dicht met sneeuw.
Dus hielden we ons bezig met het terugzoeken van de “blaasgaten” die we deze winter hadden gevonden. Een leuke maar vermoeiende bezigheid: in de winter was de lapiaz een effen sneeuwvlakte waar je ongehinderd en aan sneltempo de kilometers kon afmalen, in de zomer is het een chaos van rotsen en kloven en kost het je drie maal zoveel tijd en energie. Dankzij de GPS vonden we de meeste blaasgaten wel terug. Elk gat dat we lokaliseerden bleek weer een verrassing, want totaal anders dan we ons hadden ingebeeld. Geen enkele keer leek het zomerse prentje op het winterse prentje. Enfin, zoals wat gevreesd kon een flink deel van de blaasgaten worden afgeschreven onder de noemer “tochtende doline vol met puin”. Mocht er zo’n doline in België liggen, we haalden ze tot de laatste steen leeg, maar hier kunnen we ons daar echt niet mee gaan bezighouden; ons leven is nu al tekort om die Anialarra ooit volledig af te werken. Maar we noteerden toch een tiental zeer interessante plekken: kloven, putten. Soms met felle aanzuigende tocht (in de winter blazen ze, in de zomer zuigen ze aan) en recht boven de omhooglopende putten waarop de Rivière Tintin eindigt. We kunnen alweer dromen van nieuwe ingangen.
We hebben zowat 2/3 van de blaasgaten teruggezocht, wegens tijdsgebrek zijn we niet meer in de stroomopwaartse zone geweest (Tora Bora en de Falaise).
Ik probeer één dezer dagen een fotoalbum ineen te boksen van onze avonturen.
Op de meest (bovengrondse) foto's geen wolkje te zien !!! Hopelijk in augustus ook zo :-)
BeantwoordenVerwijderenMarcou foto is knap staaltje van techniek, ik ben benieuwd naar de technische uiteenzetting :-)
Dagobert
Ja, in die put-fotocompositie steekt wel wat computerwerk. En een ganse grot doen en kou lijden voor 1 foto... een geluk dat er nog fanatieke speleogekken bestaan ;-)
BeantwoordenVerwijderen