dinsdag 7 juli 2020

Affluent du Léopard


Wat voorafging

We zijn al sedert oktober 2019 bezig met het volledig hertopograferen en exploreren van Trou Wuinant. Een interclubproject (met GRSC, CASA-C7, Avalon, Cascade, Styx, ...) en een uiterst opwindende zaak, want de grot is enkel toegankelijk mits het passeren van een lang 'aquatiek" stuk met verschillende voûte-mouillantes en 2 à 3 korte sifons die vrij moeten worden gedoken. En dat zaakje loopt bij een beetje regen dagenlang dicht. De Wuinant is een ondergrondse meanderafsnijding van La Magne, een zijrivier van de Vesdre. De Magne is een open riool, een echte schandvlek voor de Waalse overheid! En het spreekt vanzelf dat de ondergrondse Magne, die doorheen de Trou Wuinant loopt, even erg is. Wie op zijn gezondheid gesteld is, blijft er beter weg (het schijnt dat rioolwater zeer veel Coronavirussen bevat...)
Het open riool genaamd La Magne
Zie hier voor 3 andere artikels op ons blog: https://scavalon.blogspot.com/search/label/Trou%20Wuinant
Trou Wuinant is een megagrot, de langste ondergrondse rivier van België, een reusachtige galerij en supergeconcretioneerd bovendien. Tijdens onze eerste tochten werd een mooie ontdekking gedaan (Réseau du Flair, +/- 300 m lang)  en vorig weekend was het weer prijs.

Historiek van deze ontdekking
In de gigantische collecteur Wuinant zijn er enkele zijriviertjes, die meestal vanuit (te) nauwe sifons komen. Eén ervan, op exact 1000 m van de ingang gelegen, lijkt echt de moeite niet en tijdens mijn toposessie had mijn topo-assistent - mits erin te kijken -  geconcludeerd “loopt dicht”. Het leek inderdaad alsof het plafond de modderbodem raakte. Het riviertje was een pipi van amper 20 cm breed.

Maar ik neem niet gauw iets aan zonder het zelf te hebben gezien. En dus, op 18 januari, op de terugweg van een dag topo in de amonts, besloot ik dat eens zelf te gaan bekijken. Mijn partner Frits stond intussen een meter of 50 verder zijn “patatjes af te gieten”. Inderdaad na 7 m op handen en voeten leek het alsof het te laag werd… of toch niet want mits wat gespartel in een modderbak kon ik verder en stond daar oog in oog met een plas helder water: een sifon. Even erin gaan liggen: dat leek zowaar ruim genoeg, duikbaar zelfs! Waarom was dit dan nooit gedoken? Antwoord: omdat alle duikers die hier ooit waren geweest er waren voorbijgelopen (zo ook Stijn Schaballie die hier een maand geleden nog voor een laatste keer met al zijn duikmateriaal geweest om de paar resterende sifonnetjes te duiken).

Ik riep Frits, die kwam ook eens kijken, ging languit in het sop liggen en voelde dat het plafond wat verder precies weer omhoog ging. Die sifon was echt niet meer dan 40 cm diep. Meer nog, Frits meende dat we de sifon misschien konden droogleggen mits het graven van een grachtje, tot aan de collecteur! Voorwaar een poging waard!

Het weekend nadien hadden Frits en ik andere verplichtingen, maar Jack wilde de grot tonen aan zijn kompanen van CASA-C7 en uiteraard fluisterden we hen de suggestie in om daar een gracht te graven.  En graven hebben ze gedaan! Over wel 10 meter schepten ze modder en grint wel 50 cm diep weg. Vooral Bobo was niet te stoppen.
Bobo graaft aan de gracht (foto: Jack)
Het water zakte en plots kwam er luchtruimte, en vooral een voelbare tocht! De sifon was een korte voûte-mouillante geworden, met 10 cm lucht. 
Euforisch dobberden ze er doorheen… maar aan de andere kant kwamen ze in een ongelooflijke modderbak terecht: in feite een 4 meter lang meertje, oorspronkelijk met 30 cm diep water en 40 cm diepe zachte blubberbodem. Nu het water weg was, bleef nog enkel die onderlaag van 40 cm gitzwarte, stinkende “crême au beurre”, en naar diesel stinkend slib. Na deze zwijnerij was je totaal onherkenbaar. Gelukkig was er in de hoek van dit zaaltje nog een diepe plas waarin je je wat "proper" kon spoelen. En dat was nodig, want na het opklimmen van een watervalletje, vertrok er een grote en vooral prachtige galerij. 
Victorie! Na de sifon volgt een grote galerij (foto: Jack)
De rotswanden waren lichtgrijs en met modder “luipaard” vlekjes bedekt (zgn. vermiculations) en links en rechts flonkerden witte concreties. De stromingsschubben op de wanden maakten het geheel nog mooier. De euforische ploeg legde een 30-tal meter af in deze gang die een sectie had van wel 3 m: verbazend ruim dus. Na het voorzichtig passeren van een witte concretie, besloten ze niet verder te gaan: dit wilden ze samen met ons exploreren!

Erg attent, maar moeder Natuur begon toen plots tegen te werken. Op 1 februari stonden we allen paraat met als doel de nieuwe zijrivier verder te pushen. Echter, het was om 5 u hard beginnen regenen en toen Frits en ik om 10 u in Trooz aankwamen, goot het nog steeds en was de Magne al een bulderende rivier (3 m3/s). Na wijs beraad, besloten om niet doorheen de sifons te gaan. Al goed want rond 13 uur zou de Magne een debiet van 7 m3/s halen! We daalden wel de ingangsput af en waren zo getuige van het razendsnel vollopen van de sifons. 

Heel februari was het weer zo slecht dat er geen enkele keer meer naar de Wuinant kon worden gegaan. En begin maart kregen we de Coronacrisis en de lockdown en moesten we maanden op onze tanden bijten. In juni probeerden we tevergeefs een ploeg te vormen die op de zeldzame dagen dat de Magne niet in crue stond, kon meegaan. Zaterdag 20 juni werkten we verder aan de topo, maar omdat Jack er niet bij was, wilden we de “Affluent du Léopard” niet verder exploreren. We namen enkel een kijkje in de eerste 30 meter. Maar het weekend erop kon Jack weer niet, en daarna werd het heel krap want lonkten de zomerexpedities. We kregen groen licht van Jack (bedankt!) en zo kwam het dat we op zondag 5 juli met drie aan die exploratie begonnen: Frits, Erik en ik.  

Een schitterende première
Eerst de ex-sifon 3 en vooral de verschrikkelijke blubberbak door. Grote schoonmaaksessie in het inktzwarte water van de modderpoel iets verder...
Kniediep in de blubber! 15 m verder zijn er flonkerende concreties! (foto: Erik)
Prachtige concreties en die mogen we echt niet vuil maken! (foto: Erik)
Voorbij de terminus van onze voorgangers volgde al binnen de 15 meter een verrassing: het werd groot, heel groot. Een zaal met enorme blokken, die vol concreties stonden: Salle Magne-fique. We zochten minutenlang of we er doorheen geraakten zonder de boel te bemodderen. Dat ging niet! We kozen finaal de weg van de minste schade…

Twee foto's van Salle Magne-fique (Erik)
De galerij liep ruim verder, een uitnodigende zijgang lieten we ongemoeid, zodat onze opvolgers ook nog iets hadden om naar uit te kijken. We volgden het water (stroomopwaarts uiteraard) en laveerden voorzichtig tussen de concreties door. Toen werd het lager, en leek het naar overal verder te lopen. Een complexe zone met vele spleten, diaklazen, en blokkenstorten waar het water doorheen douchte, maar toch nog veel concreties.

2 foto's van de zone waar we onder de Magne eindigden (Paul)
Het was duidelijk: we zaten hier ergens onder de Magne. En toen we de eerste levende spin ontdekten, en dan nog verschillende andere “Meta minardi’s”, die typisch in ingangen leven, waren we wel zeker: we waren praktisch buiten. We draaiden heel de zone binnenstebuiten. In een gangetje met erg veel tocht begon Frits te graven, terwijl Erik en ik aan de topo begonnen. Dat was echt een geduldwerk, en niet eenvoudig in een van modder en water druipend neopreenpak.


Urenlange toposessie (Paul)
De uren verstreken en natuurlijk hadden we ons eten en drinken in de grote collecteur laten liggen. Pas tegen 17 u, nadat Erik achter ons onze sporen had weggewassen met plantensproeier en borstel (we waren op alles voorzien en zijn blij dat we vrijwel niets hebben vuil gemaakt!), konden we de laatste topohindernis in kaart brengen: de zwijnenbak met diepe glibberige, stinkende modder. Gelukkig kan je in de collecteur van de Wuinant al die blubber wegspoelen (weliswaar liggend in ander grijsachtig rioolwater).

Wat een dagje! Zoals steeds flink laat buiten, maar toch nog om 22 u ’s avonds gauw de 65 topometingen ingetikt: jawel, we zaten onder de Magne, waren er zelfs onderdoor gegaan, en we zaten slechts 4 m onder de oppervlakte.
De Affluent du Léopard meet zowat 200 m, waardoor de totale lengte van de grot nu al de 2400 m nadert en het is nog niet gedaan.


Het lijkt alsof een ingang echt wel binnen het bereik ligt. En misschien wel meer dan één, want nog verder stroomopwaarts is de GRSC al maanden bezig in een zeer beloftevolle grot (Haminte) waarin ze zopas 50 m première hebben gemaakt en de Wuinant vrijwel bereikt hebben. Wordt vervolgd! 

1 opmerking :