Zondag, profiterend van de extreem droge zomerperiode, toch maar eens in de Fagnoules gaan kijken naar het niveau van de Siphon 9, de meest stroomafwaartse sifon dus. Nu is dit geen sifon van de hoofdrivier; hij wordt aangevuld door een kleine infiltratie. Wanneer deze in de zomer opdroogt, zakt de sifon langzaam maar zeker.
We waren met vier: Bart, Annette, invité Maureen en ik. De weg naar de sifon was niet de kortste. Allereerst gingen we langs de boveningang binnen, waar tot onze verbazing de beek buiten kurkdroog stond. Oei dat was zweten in onze neopreenpakken. Gelukkig was er in de collecteur wel water, maar minder dan we gewend zijn. Dit inspireerde ons tot het trachten te maken van een verbinding in de actieve benedenverdieping van de Réseau des Plongeurs. Deze verdieping is van beide kanten uit bereikbaar doch er ontbreekt 20 m voor een fysieke verbinding: daar waren we vroeger steeds gestrand op extreme voute-mouillantes. Bart en Maureen erin langs de ene kant, Annette en ik langs de andere. Het water stond laag, maar toch een zeer lange, lugubere voute-mouillante, liggend op de rug met neus en lippen tegen plafond en dat over ruim 10 m. Dan hoorde ik nu en dan een flard geluid (onverstaanbaar), zag nu en dan een glimp licht. Verder door sifonneerde de passage net wel, net niet. Door het klotsen van het water kwam nu en dan een gaatje van enkele centimeters vrij. Bart wurmde zich aan de andere kant in de nauwe sifon, tot nog enkel zijn mond boven was. Aan mijn kant zag ik één halve laars verschijnen, meer niet. De sifon is dus zowat 1m70 lang en smal én dus gevaarlijk. Ik raakte de laars zachtjes aan zonder erin te knijpen, want ik vreesde dat Bart dat als een signaal zou zien om te komen. Gelukkig begreep ook hij dat het hier “risky business” was, want ook aan mijn kant was er amper een decimeter lucht. We staakten de poging, de verbinding is trouwens virtueel gemaakt.
Na dit intermezzo (de passage werd nog getopografeerd) gingen we verder.
Aan het begin van de Oufti-Amai topografeerden we de vreselijk blubberige graafplaats boven de S8 en dan verder maar naar de S9. En jawel, die was verdwenen! Althans, die hoop flakkerde toch even op, toen we een ruime (1m50) galerij zagen dalen waar normaal de sifon is. Echter, na 10 m te hebben afgelegd en bijna 3 m te zijn gedaald, was het liedje uit: water! Bart dook er nog even tot aan zijn neus in, maar wetende dat Michel Pauwels 8 m diep in deze sifon was gedoken, was dat natuurlijk een dappere maar ridicule poging. Maar toch interessant: Michel geraakte destijds voorbij het diepste punt en steeg weer tot –3 m, waar hij de doorgang niet vond (zie “Duik in het Verre Westen” ). Zou hij nu die duik kunnen herhalen, dan zou hij misschien “droog” uit de sifon geraken!
Terwijl Annette en ik de topo van deze 10 m lange blubberpijp aanvatten, hielden Bart en Maureen zich bezig met het uit de grot slepen van 50 m ribbelbuis die we hier vorig jaar naartoe hadden gebracht (zie “Pufferdepuf en Plopperdeplop”), in de hoop de tijdelijke sifon te kunnen leeg hevelen (maar dit had nooit gewerkt). Daarna begonnen Annette en ik aan de “Pièce de Résistance”: de topo van een ultra-vettige affluent. Dit stond garant voor 30 meter lang miserie, een onherkenbaar topoboek en 5 scheuren in mijn neopreen. Na dit stuk authentiek speleoplezier, gauw naar de Hyperventilateur om daar de “boem” te herdoen die in juni was mislukt (zie “Zwijnenbak gedaan ermee”)
Daarna snel naar buiten, waar het intussen reeds 18u was en we het jeugdige duo naast de auto troffen bij een grote stapel buizen. Opdracht geslaagd dus. Een lange maar wederom vruchtbare dag. En die duik in de S9 willen we zo rap mogelijk gaan doen, nu nog de duiker motiveren.
Alvast succes gewenst met deze uitdaging!
BeantwoordenVerwijderenIk ben benieuwd :-)
Gr
Frans