maandag 19 oktober 2015

Vallei van de Bléron

Annette en ik hebben al jaren geleden ons oog laten vallen op dit interessant valleitje in Comblain-Fairon. Drie resurgenties liefst langs de Ourthe (reeds beschreven in de VMR van 1910), waarvan een onder water. Die laatste is de resurgentie van het water van de beroemde Chantoir de Xhoris (kleurproef Ph. Meeus). De drie bronnen hebben overigens met elkaar niks te maken, hier komen dus 3 aparte onderaardse riviertjes boven!
een van de resurgenties

De vallei zelf dan, was één grote onbekende. Er waren amper karstfenomenen in de AKWA beschreven. Uitgebreide en herhaalde prospecties leverden een tiental interessante ingangen op. A115-A116-A117-A118 waren nieuwe maar onbelangrijke grotjes.

A116

A118

Dan leken A126 en A127 ons stukken interessanter want doorlopen door een flinke en constante luchtstroom. Maar wel bewoond door dassen. Dat betekent dus: bijna volledig opgevuld met smerige, natte smurrie die een mengsel is van rotte bladeren, takjes, rijkelijk overgoten met dassenurine en –stront. Het spul is gewoon walgelijk, en het stinkt vreselijk, zeker als je er met je neus in ligt. Je moet ooit in een dassengat hebben gelegen om te weten waarover ik het heb.
We hebben er al vaak (kokhalzend) in liggen graven… meestal zonder enig resultaat, op een uitzondering na: Trou des Côtes in Hamoir.  

A126 leek alles te hebben: gelegen aan de voet van een rotswand, een flinke en constante tocht, door water gevormde galerij en het moet ooit ruim zijn geweest (1 à 2 m diameter!) voor de dassen het bijna tot tegen het plafond opvulden.
Er werd al eens over geblogd https://scavalon.blogspot.com/2015/07/a126-update_26.html en nog later volgde een tweede, flinke solosessie op 30 augustus 2015

Wegens de Anialarra en andere verplichtingen kan ik er nu pas over schrijven. Het was een broeiend hete dag (35 °C). Uit het gat waaide nu en dan een zeer koele tocht. Ik had een graafbak mee. Eerst de ingang wat uitgegraven, dan de plop geruimd. Het vervolg was grotendeels opgevuld door dieren. Graaft gemakkelijk maar stinkt. Ik moest met zo een volle bak een heel eind achteruit kruipen, zeker 8 m tot buiten en met halverwege de geplopte vernauwing. Heel lastig en na een bak of 6 besloot ik van strategie te veranderen: de gang was breed genoeg om links en rechts de grond te leggen en in het midden min of meer een geul te maken. Wel heel wat claustrofobischer, zo! Ik geraakte vlot 3 m verder, dan weer een klein gat. Ik werd nu echt enthousiast want hier waren oude druipstenen zichtbaar. Ik geraakte er doorheen gegraven, kwam zowaar 2 m verder op een ruimere plek (1 m diameter) waar ik zelfs kon draaien. Het vervolg was weer een te lage passage. Jammer genoeg moest ik die ruimere plek van zonet dus grotendeels als stockageruimte opvullen. Weer 2 m verder, weer een lage passage, weer graven. Nu en dan kon ik het begin van een zijgang ook volstompen met smurrie, ik bleef de hoofdgang met tocht volgen.
In de A126
Stilaan werd ik ongerust, ik zat me hier als een mol in te graven, met enkel een Tikka als lichtje. Intussen zat ik al zeker 15 m en 5 bochten verder, als ik nu terug zou moeten in het donker? Enfin het vervolg lonkte, maar wat ik zag beviel me minder. Er waren weer meer takjes en bladeren, er waren muggen en veel condens op de wand. Kortom, het had er alle schijn van weg dat ik naar een andere uitgang toeging. Ik deed mijn licht uit maar zag alleszins geen daglicht. Wel had ik de vage indruk geluid van buiten te horen, maar het kunnen ook de zoemende muggen zijn geweest of mijn bonkend hart.
Ik groef me nog 3 m verder, daar draaide het wat naar rechts en was het echt smal. Nog een half uurtje graven in natte, vieze bagger en ik kreeg mijn hoofd erdoor en zag een T-splitsing. Zowel naar links als naar rechts liep het verder. Enfin, ik hield het voor bekeken, 20 m première was toch niet slecht. Gauw naar huis want ik snakte naar een douche om die dassengeur van me af te kunnen spoelen.
Annette in de A127
Het mysterie werd opgelost, vorige zondag 11 oktober.  Samen met Annette ditmaal die de “eer” kreeg als eerste in de dassensmurrie te gaan scheppen. Even later volgde de melding “ik zie licht”. Ik terug naar buiten, op zoek naar een ingang die ik over het hoofd had gezien. Nog wat later vond ik hem: het was de A127! Vijf meter erin gekropen en ik lag oog in oog met een buitenmaatse das, genaamd Annette. Dat had ik nu totaal niet gedacht, ik had dus de richting waarin de A126 uitging verkeerd ingeschat. De topo zou later aantonen dat de het rotsmassief in feite een rechte hoek maakt, en dat de grotten deze diagonaal afsnijden.
Annette plaats een topopunt. Achter haar is er trouwens nog een mogelijkheid tot vervolg.

Pech dus!  Volgde nog een dik uur graven om de passage groot genoeg te maken voor een eerste doorsteek en om vlot te kunnen topograferen. Hieruit bleek dat onze “doorsteek” om en bij de 33 m lang was. Te samen met de andere grotjes die we hier al ontdekten, hebben we nu 63 m “première” in deze vallei gedaan. Daar doen we het niet voor, natuurlijk. We blijven hier verder zoeken. En er zijn nog twee zijgangen in de A126-A127 waar we toch aan moeten verder doen. Wordt vervolgd.


2 opmerkingen :

  1. Nooit geschoten = altijd mis.
    Leuk dat je ook deze graafwerken met ons deelt!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. graag gedaan Bjorn, en altijd bedankt voor je belangstelling

    BeantwoordenVerwijderen