vrijdag 19 juli 2013

Interessant dagje Lembrée

Donderdag 18 juli 2013. Lang getwijfeld: wel of niet vertrekken, wat ga ik daar dan doen, gaat het al wel gaan enz. Maar de huidige droogte moet vast en zeker buitenkansen bieden om nog eens in Perte 144 (Trou Chaud) te gaan werken. Maar dat is een lastige grot voor mensen met pas genezen kwetsuren. Toch maar doen, we zullen ter plaatse wel zien of de spirit er is.

Er blijkt helemaal geen water te zijn ter hoogte van P144 en dat is uitzonderlijk. Het water verdwijnt allemaal honderden meters stroomopwaarts in P147 en P148. Ik schroef het deksel van P144 los, dat in geen twee jaar is open geweest, en verdwijn in de grot. Alles heeft de wintercrues goed doorstaan. Na de vele werken van de voorbije jaren resteert er nog één vervelende smalle doorgang, schuin omlaag. Dat is het eerste doel. Gat boren, plop zetten. Een uur later ben ik terug: uitstekend gelukt. Verder maar. Vanaf nu wordt het extreem modderig, de zo al zware kitzak wordt onhandelbaar en tegen dat ik geheel vanachter ben, doet mijn schouder flink zeer en mijn ribben appreciëren het al evenmin. Ik bekijk de terminus, waar een uitnodigend vervolg tussen de grote blokken te zien is (lichte echo). Dit is een uiterst lugubere omgeving, bij een crue ben je een rat in de val. Bovendien is het daar vanachter niet echt ruim en even bekruipt me plots een bijna niet te onderdrukken drang om het hier zo rap mogelijk weer af te bollen. Is die lucht hier wel goed, hangt dat blok boven mijn kop wel vast, wat voel ik daar in mijn schouder enz: van alles spookt dan door je kop.
Jamaar, ik zit hier nu wel met een kitzak propvol materiaal die met veel moeite tot hier is gesleept, nu weer naar buiten gaan zou te gek zijn. Dus ik kalmeer, zet mijn verstand op nul, gat boren, lading zetten en dan pas weer naar buiten. Ik leg wel 40 m kabel uit want ik wil zo dicht mogelijk bij de ingang zitten om het vuurwerk in gang te zetten. Deze grot blaast nl. flink en je wordt in een oogwenk door de rook ingehaald.
OK ik zit buiten, de plop is afgegaan en ik ben een modderbal van kop tot teen en voel me geradbraakt. Schouder en ribben doen erg pijn, het is duidelijk dat ik niet meer opnieuw de grot in kan.
Dus besluit ik stroomopwaarts te wandelen, tot aan het water dat in Perte 148 verdwijnt, zodat ik daar mijn spullen kan wassen. Aan deze perte, die in de oever ligt, is ook al veel gewerkt maar nooit geraakten we dieper dan een meter.
Panorama van P148. Water komt van links en verdwijnt tegen de oever.
Ik bekijk de zaak nog eens goed en het valt me op dat er een kleine verzakking is in de droge bedding, zowat een meter naast de eigenlijke perte. Ik begin wat stenen te verleggen, nog wat en nog wat en op den duur krijg ik zicht op een duidelijke vertrek omlaag. Een geluid van vallend water komt me tegemoet en nu en dan een zucht frisse tocht. Ik werk zo een paar uur verder, maar met slechts één goede arm en zonder bakje is het niet mogelijk dieper dan +/- 1 meter te geraken. Maar daar gaat het nog steeds flink verticaal verder. Stilaan komen er grote blokken en lijkt alles wat steviger. Interessante evolutie toch wel, en ik begrijp nu waarom onze eerdere pogingen in de oever geen succes kenden. Het water verdwijnt daar wel, maar keert dan weer om en het eigenlijke verdwijnpunt zit in de rivierbedding zelf. Korte video hieronder:

Enfin, hier is nog veel werk aan, en er moeten een paar mannen met dikke bicepsen aan te pas komen want er zitten een paar grote blokken in de weg.
Ik besluit de dag met nog wat gerommel in een andere perte, en vind finaal een klein tochtgaatje in de oever. Ook hier zijn wat (kleine) perspectieven. Bijna spijtig dat we binnenkort naar de Anialarra gaan, want de omstandigheden aan de Lembrée zijn uitzonderlijk (droog).
Wordt vervolgd, de Lembrée laat me nog steeds niet los.

1 opmerking :

  1. Dag Paul,
    Ooit moet je daar toch een door geraken hé.
    En nog een snelle beterschap gewenst.
    Geert

    BeantwoordenVerwijderen