vrijdag 18 februari 2011

Een dagje waterpassen

Gisteren (17/2) leek het wel lente en dus een uitgelezen dag om te gaan "waterpassen".
Of dat woord in de "van Dale" staat weet ik niet, maar er komt dus een waterpas bij kijken. En het is de ideale bezigheid voor speleo's op leeftijd! Vooral voor haar die de meetlat vasthoudt: een zeer relaxte bezigheid. Hij die meet heeft wat meer werk, vooral dan het versleuren van het toch wel zware statief met het "WPI": het waterpasinstrument.
Waterpassing Emotions->A132
Onlangs tikte de club voor een zeer zacht prijsje een oude optische waterpas op de kop (Leica NA28) en dat speeltje moest dus dringend uitgeprobeerd worden. Wat kan je daar nu mee doen, vraagt de nijvere lezer zich af... Wel met zo'n instrument kan je hoogteverschillen tussen 2 punten meten, en dat op zeer precieze wijze. Als je heel secuur werkt, is een precisie van 1 cm over een kilometer afstand haalbaar.
Een eenvoudige voorstelling van de werkwijze kun je hier eens bekijken.
Waterpassing Emotions->A132
Avalon is een club met heel veel topografische projecten, en die lopen telkens weer vast op dezelfde problematiek: oppervlaktetopo's, met de "normale" topoinstrumenten, zijn te onnauwkeurig. Dat is gewoon inherent aan de instrumenten zelf. En daar helpen echt geen elektronische clinometers, laserafstandsmeters of DistoX'en aan. Van zo lang we (grote) oppervlaktetopo's maken, rammelen de verkregen cijfers langs alle kanten en wees gerust: wij werken héél secuur. Let wel: we spreken hier niet over topootjes van 50 meter. Wel over grote afstanden, 500 meter of zelfs een paar kilometer. De ervaring heeft ons geleerd dat, als je een oppervlaktetopo maakt tussen 2 grotingangen, over een substantiële afstand van pakweg 1 kilometer, je er minstens 10 m naast kan zitten, vooral in "Z" (de hoogte) (en jawel: onder de grond maak je net dezelfde fout :-) ).
Dat was al zo toen we het Systeem van Bretaye topografeerden, idem voor Chawresse-Veronika, Buc-Fagnoules en dan natuurlijk de Anialarra. Trouwens over de topoperikelen van Buc-Fagnoules hebben we al eens iets gepost.
Waterpassing Emotions->A132
Voor de slimmertjes die denken dat een GPS enig soelaas kan brengen: jammer genoeg (nog) niet. Akkoord, in plan (X, Y) kan je met zo'n toestel, mits je een zeer goed ontvangst hebt en een gemiddelde maakt van diverse metingen op verschillende tijdstippen, de plaats van een ingang tot op een meter of 3 nauwkeurig bepalen. Dat is preciezer dan je met een oppervlaktetopo zal kunnen, en zo doen we het trouwens op de Anialarra. Echter, in hoogteligging is dat niet zo. Dat is dan weer inherent aan het GPS-systeem. Wil je hoogteverschillen tussen verschillende grotten precies bepalen, dan moet je ofwel peperdure apparatuur kopen, ofwel gaan waterpassen.
Dat deden Annette en ik dan ook heel de dag, tot het schemerdonker was, in de vallei van de Lembrée en de vallei van Pont-le-Prêtre. Allebei valleien met een aantal grotten die afwateren naar een resurgentie. En sedert we er bezig zijn (1993 !) worstelen we met de vraag op welke hoogte al die grotten ten opzichte van elkaar liggen, en ten opzichte van de resurgentie. Op de stafkaart kan je dat in het beste geval tot op 5 m schatten, maar dat volstaat niet.
En na een dagje opmeten kunnen dus weeral op beide oortjes slapen, want we weten nu dat bv. grot A op 171,52 meter ligt, en grot B op 166,21 meter. Meer heeft een topomaniak niet nodig om tevreden te zijn ! Wordt vervolgd want er valt nog veel te meten. Het was in elk geval een heerlijke dag.

Geen opmerkingen :

Een reactie posten