Afgelopen zaterdag 16/5 werkten Annette en ik verder in de Frigo. We draaiden er 7 kg snelcement door en plaatsten één stut. Op een dik uur tijd was de zaak al heel wat veiliger, en kon ik wat verder werken aan de terminus van vorige keer. Ik geraakte daar weeral 1m50 dieper tussen wand en puin, dan zie je een nieuw gat waarin je weer 1m50 dieper kijkt. We blijven dus zakken, maar het blijft toch wel een echte adrenaline-desobstructie. Hoog tijd dat we in iets ruimers en vooral stabielers komen.

Ook in het andere gangetje, verderop in de doline werd gegraven en een goede meter gevorderd. Ziet er goed uit, frisse tocht. Wordt vervolgd. Heel lang konden we er niet werken want rond 15u moesten we al vertrekken naar Floreffe, waar ik de cursisten van Brevet A mocht inwijden in de beginselen van de grotbescherming.
Snelcement, wat is dat Pa? Ziehier een woordje uitleg. Snelcement (ook wel Cebarox genaamd) is een droog, grijs poeder, wordt meestal in zakjes of emmers van 5 kg verkocht. Je moet enkel water toevoegen (1/3 à 1/4) en dan hardt het binnen de 3-4 minuten uit. In sommige brico-zaken (de Brico.be bv) verkoopt men ook gewoon cement in zakken van 25 kg onder de naam “snelcement”, echter dat is iets anders!
Blokkenstorten, trémies, éboulis: speleo’s die in grotten werken weten er alles van, het is hun meest geduchte vijand. Wat maakt een blokkenstort gevaarlijk: een combinatie van formaat van de blokken, te weinig contactvlakken tussen de blokken onderling, teveel ruimte, doorsijpelend water enz. Doorgaans moet je van blokken van een kubieke meter groot of meer niet teveel schrik hebben, die dingen wegen vele tonnen en rusten meestal wel beter op elkaar dan je denkt. Tussen zo’n grote blokken zijn er vaak grote openingen en dus kan je daar als speleo gemakkelijk doorheen (denken we maar aan de Fromage de Gruyère in de Nou-Moulin). Maar opgelet ik heb ooit een blok van wel 5 ton weten kantelen dus toch steeds alert zijn!

Het gevaarlijkste zijn blokkenstorten van blokken kleiner dan pakweg een TV (zo’n oude, geen flatscreen!). Als er bovendien slechts weinig contactvlakken zijn tussen de blokken onderling én grote luchtruimtes, dan wordt het bijzonder riskant. Een blok dat slecht met één hoekje op een ander steunt, en dat plaats genoeg heeft om te wankelen of verschuiven: very tricky, my dear! En als je daar dan als speleo, die echt wel doorheen dat blokkenstort wil geraken, in begint te prutsen wordt het helemaal levensgevaarlijk. Een volledige destabilisering van zo’n trémie is dan gauw gebeurd.
Doorheen een trémie werken is dan ook specialistenwerk. En heel vaak wordt er dan gebruik gemaakt van stutten in alle mogelijke uitvoeringen. Dat doen we soms ook, maar er is een ander wondermiddel dat we nog vaker bezigen: “snelcement”. Veel beter dan met stutten kan je ervoor zorgen dat blokken niet meer ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en dat er veel meer contactvlakken komen. Stel je hebt een blok dat op 2 puntjes op andere blokken rust en nog op 3 andere plekken bijna de omringende blokken raakt. Gauw wat snelcement mengen, en er al die openingen mee opvullen. Ziezo er zijn nu 5 contactvlakken: dat verschuift niet meer. In grote openingen kan je eerst een steen steken die je dan vastzet met snelcement. Kleine hoeveelheden per keer maken en heel snel werken: je hebt maximaal 3-4 minuten de tijd, dan wordt het al beenhard. Anticiperen dus: eerst goed kijken waar je gaat opvullen, deze plaatsen schoonmaken (zand en klei wegkrabben). Het werkt vele malen sneller dan met stutten, en je kan zelfs heel verafgelegen plaatsen bereiken: zo is de trémie in Anialarra op –650 m, op vele plaatsen gestabiliseerd met snelcement.
Met 5 kilo kom je al een heel eind (eventueel kan je achteraf, met gewone cement/zand mengeling – veel goedkoper - de openingen verder dichtsmeren, maar dat moet dan wel een paar dagen goed uitharden).
Opgelet: snelcement is zeer agressief: draag handschoenen, en zorg dat je het stof niet inademt of in je ogen krijgt!
Geen opmerkingen :
Een reactie posten