Ik ga hier geen cursus geven, er zijn al genoeg
boeken over geschreven en bovendien heeft “de meester” Philippe Crochet er in
Spelunca een sublieme reeks artikels over geschreven. Die vind je hier http://www.philippe-crochet.com/articles (« La maitrise de l’éclairage
en photographie souterraine »).
Ondergronds fotograferen luistert naar alle regels van de
gewone fotografie, zoals onderwerp, compositie, kadrering enz. maar één ding is
het belangrijkste: belichting. Dat is logisch want in een grot is het nog
donkerder dan het donkerste zwart dat je je kan voorstellen. De klassiek
geschoolde fotograaf zal dan een kanjer van een flitsapparaat op zijn toestel
zetten en inderdaad: daarmee kan je het ondergronds landschap fotograferen.
Maar je eindigt wel met een platte foto waarin geen enkel diepte of
reliëf zichtbaar is omdat alle licht van recht voor komt: lelijk dus (het soort foto’s dat je
in de foldertjes van toeristische grotten ziet staan, nochtans meestal gemaakt door profs).
Dat kan veel beter. De flitser moet weg van het fototoestel.
Van zodra het licht vanuit een hoek komt in plaats van het fototoestel zelf,
krijg je schaduwen en die creëren reliëf. Maar daarmee zijn we er nog niet, want
harde schaduwen zijn ook niet zo mooi. We zullen meer dan één flitser moeten
inzetten!
Het spreekt vanzelf dat het fototoestel met die flitsers
moet kunnen communiceren, ze zijn er immers niet meer fysiek mee verbonden.
Tegenwoordig bestaat er schitterend en vrij goedkoop materiaal van het merk Yongnuo
(zie ook het artikel van Philippe Crochet hierover!). Hart van de zaak is een
kastje dat een “controller” wordt genoemd. Het is verbonden met je fototoestel
en stuurt met een radiosignaal tot 6 flitsers aan. Die flitsers, Yongnuo’s met een
richtgetal van 60, kan je ook vanop afstand instellen, dit zowel qua
flitskracht als qua zoom (van groothoek 24 mm
tot tele 105 mm). De flitsers kunnen gelijk waar staan, tot zelfs 50
meter verder. Het radiosignaal doet ze allemaal synchroon werken van zodra je
je foto maakt.
Een flashcontroller en een flitser. |
Met 4-5 flitsers kan je vrijwel alle situaties aan. Maar
zoveel flitsers tegelijk afregelen, qua plaatsing, lichtkracht, zoom enz is een
lastige zaak. Ik heb geleerd dat het beter is om dat één voor één te doen.
Nadeel van de methode is dat het lang duurt eer je zo een goede foto hebt
gemaakt. Je moet tijd hebben en een geduldig model! Voordeel is dat je
werkelijk kan schilderen met licht; een beetje meer daar, een tikkeltje links, een
beetje rechtsboven.
Nemen we onderstaand voorbeeld. Het decor is natuurlijk schitterend maar aartsmoeilijk om goed te fotograferen. En je kan in deze zaal niet zomaar gaan staan waar je wil, en voor de fotograaf is er heel weinig manoeuvreerruimte.
In een eerste fase regel ik het tegenlicht af. Dat is het
moeilijkste om juist te krijgen. Tegenlicht is UITERST belangrijk. Het maakt je
onderwerp (hier Annette) los van de achtergrond. Het zorgt voor mooie reflecties
op de wanden en plafond. Als je het tegenlicht perfect krijgt, wordt heel je
onderwerp door een dun, zilveren lijntje afgeboord.
Het tegenlicht is hier een flitser die op een eenbenig
statief staat, zowat 2 meter achter het model, op 70 cm hoogte. Hij is naar het
fototoestel gericht, maar het is natuurlijk cruciaal dat hij niet rechtstreeks zichtbaar
is, of je foto is mislukt. Na enkele testfoto’s was de goede plaatsing
gevonden, de flitser stond op ½ van zijn kracht en in groothoekstand.
Maar tegenlicht verlicht niet de voorkant van je model en
dat wordt dus een zwart silhouet. Niet goed! (Ik heb jammer genoeg geen foto bewaard van deze eerste stap, dus geloof het maar van mij).
Dus tweede stap: een tweede
flitser, die enkele meters voor Annette stond, die goed verstopt was achter een stalagmiet,
en naar haar gericht was. Maar deze flitser zou alles verlichten en je mooie
tegenlicht teniet doen. Om dit te vermijden, stond hij slechts op 1/64 van
zijn kracht en was voorzien van een “snoot”: een kokervormig verlengstuk dat
het licht sterk bundelt (een lege verpakking van Pringles is ideaal!). Aldus
verlichtte hij enkel het gezicht en trui van Annette maar had hij vrijwel geen
invloed op de rest.
Tegenlicht maakt het model los van de achtergrond. |
Voilà, tegenlicht goed, model goed verlicht. Nu de voorgrond nog. |
OK, nadat dit goed was, moest de voorgrond belicht worden.
Probleem hier is de “grille” van stalagmieten die lange slagschaduwen werpen,
van zodra ze horizontaal van de voorkant worden belicht. De derde flitser werd
dan ook veel lager opgesteld: hij stond wel 2 m lager en verlichtte schuin
omhoog.
Nadat de goede lichtkracht was vastgesteld (1/8), en de
flitser enkel malen was geherpositioneerd om een vervelende slagschaduw te
vermijden, was dit het resultaat.
Met een 3de lichtbron, vanaf rechts beneden. |
Het was duidelijk dat er nog een beetje licht bij moest want de
bovenrand van het balkon was nog in het duister gehuld. De vierde flitser werd
ingezet; die moest heel hoog worden gehouden, alweer om slagschaduwen te
voorkomen, en van links opzij staan. Ook hier was het even zoeken naar de
juiste belichting. Hij moest echt niet meer doen dan de donkere rand van het balkon oplichten! Om even te illustreren wat het effect van één flitser meer
of minder is, zie deze foto.
Oei, de 4de flitser is wat te sterk. |
Uiteraard werd zo het mooie spel van licht en schaduw, dat we
na een uurtje werken hadden bekomen, hierdoor totaal teniet gedaan. Maar dat
was enkel een kwestie van de flitskracht te beperken, en zo eindigden we met
deze foto.
Ziezo, het balkon is nu net genoeg belicht. Dit is "de" foto". |
In dezelfde zaal werd nog een 2de foto gemaakt, volgens
het zelfde stramien: eerst het tegenlicht goed krijgen, dan belichting vanaf
rechtsonder, dan wat meer licht vanaf linksboven.
Tegenlicht en "snoot" goed |
Extra licht van rechtsonder |
En nog wat licht van links |
Maar tot slot: het geheim is vooral: wees altijd kritisch voor jezelf. Want het kan altijd nog beter.
Ter illustratie: In 2005 schreef ik een boek over deze grot en ik had daarvoor wat betere foto's nodig, dan de barslechte dia's die ik had en die dateerden van de ontdekking en exploratie, in 1995.
Een lange fotosessie, met een van mijn eerste digitale camera's (Canon G6), resulteerde hierin:
Foto van 2005 |
De beperkte lens van het toestel, amper een groothoek te noemen, liet niet toe heel de "haaienmuil" van de zaal te fotograferen en al zeker niet het witte balkon dat meters ver omlaag vloeit. Foto met 3 flitsers, en jammer genoeg grote slagschaduwen van stalagmieten en de 2 modellen. En bij gebrek aan tegenlicht, versmolten die modellen met hun schaduwen. En één van de modellen was dan nog in het zwart gekleed!
In 2015, met een ander toestel (Canon G11), volgde een nieuwe poging. Ditmaal had ik wel wat meer van het balkon kunnen fotograferen. Dankzij een uitgekiende opstelling van diverse flitsers, had ik vrijwel geen slagschaduwen. Maar het tegenlicht achter Annette voldeed niet, en de foto was niet scherp genoeg naar mijn zin. Dat kon dus (weer) beter!
En dus gingen we nog eens terug (en ik durf niet beloven dat het de laatste keer was) en er werd toch weer vooruitgang geboekt! Ditmaal met de Olympus OM-D EM5, en een echte groothoek (18 mm) zodat ik eindelijk alles op de foto kreeg!
Foto van 2015 |
Foto van 2017 |
Interessant!
BeantwoordenVerwijderen